Familiezaken

Familiezaken worden niet langer geregeld op grond van:

  • de Verordening van 27 november 2003 betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid (verordening Brussel IIbis);
  • de Verordening van 18 december 2008 betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen, en de samenwerking op het gebied van onderhoudsverplichtingen.

De overeenkomst tussen het Verenigd Koninkrijk en de Europese Unie bevat ter zake geen bepalingen. Daarom zijn de volgende verdragen van toepassing:

  • het Verdrag van ’s-Gravenhage van 1980 inzake de internationale ontvoering van kinderen;
  • het Verdrag van ’s-Gravenhage van 1996 inzake de bescherming van kinderen;
  • het Europees Verdrag van Luxemburg van 20 mei 1980 betreffende de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen inzake het gezag over kinderen en betreffende het herstel van het gezag over kinderen;
  • het Verdrag van 's Gravenhage van 23 november 2007 inzake de internationale inning van levensonderhoud ten behoeve van kinderen en andere familieleden;
  • het Verdrag van New York van 20 juni 1956 inzake het verhaal in het buitenland van uitkeringen tot onderhoud.

De aangelegenheden die niet onder de toepassing van deze verdragen vallen, worden geregeld op grond van het Belgische nationale recht. Dat is bijvoorbeeld het geval voor de bevoegdheidsregels voor de rechtbanken inzake echtscheidings- of onderhoudsverplichtingen (artikelen 42 tot 43 en 73 van het Wetboek van internationaal privaatrecht) of de erkenning en uitvoerbaarverklaring van beslissingen in huwelijkszaken (artikelen 22 e.v. van het Wetboek van internationaal privaatrecht).

Gerechtelijke procedures

Sinds 1 januari 2021 zijn de volgende instrumenten niet langer van toepassing in het kader van gerechtelijke procedures:

  • de Verordening van 13 november 2007 inzake de betekening en de kennisgeving in de lidstaten van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke of in handelszaken;
  • de Verordening van 28 mei 2001 betreffende de samenwerking tussen de gerechten van de lidstaten op het gebied van bewijsverkrijging in burgerlijke en handelszaken;
  • Richtlijn 2002/8/EG van de Raad van 27 januari 2003 tot verbetering van de toegang tot de rechter bij grensoverschrijdende geschillen, door middel van gemeenschappelijke minimumvoorschriften betreffende rechtsbijstand bij die geschillen;
  • Beschikking 2001/470/EG van de Raad van 28 mei 2001 betreffende de oprichting van een Europese justitiële netwerk in burgerlijke en handelszaken (EJN).

Voor de betekening en kennisgeving van gerechtelijke stukken is het Verdrag van 's-Gravenhage van 15 november 1965 inzake de betekening en de kennisgeving in het buitenland van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke en in handelszaken van toepassing.

Wat de juridische bijstand betreft, is de Europese Overeenkomst van Straatsburg van 27 januari 1977 inzake het verzenden van verzoeken om rechtsbijstand van toepassing.

Voor de verzoeken om inlichtingen over het nationale recht is de Europese Overeenkomst van 7 juni 1968 over het verstrekken van inlichtingen over buitenlands recht van toepassing.

De verzoeken inzake bewijsverkrijging moeten dan weer de diplomatieke weg volgen.

Vrij verkeer van openbare documenten

Verordening (EU) 2016/1191 van 6 juli 2016 inzake de bevordering van het vrije verkeer van burgers door vereenvoudigde overlegging van bepaalde openbare documenten in de Europese Unie en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1024/2012 houdt op uitwerking te hebben ten aanzien van het Verenigd Koninkrijk. Het Verdrag van ‘s-Gravenhage van 5 oktober 1961 tot afschaffing van het vereiste van legalisatie van buitenlandse openbare akten is dus van toepassing in de betrekkingen tussen België en het Verenigd Koninkrijk. Voorts bestaat er met het Verenigd Koninkrijk een overeenkomst voor de afschaffing van de formaliteiten van legalisatie, in de vorm van een verklaring van 21 december 1928. Voor het overige is het gemeen recht van toepassing (wat de formaliteiten van vertaling, eensluidende afschriften, enz. van die documenten betreft).