voorstellingDe oprichting van de Koninklijke commissie voor de uitgave der oude wetten en verordeningen van België — thans de oudste commissie die afhangt van de FOD Justitie — werd in 1846 aan de Koning ter ondertekening voorgesteld door baron d’Anethan, minister van Justitie, met als doel om, op staatskosten, een verzameling uit te geven" van de schikkingen die de verschillende territoria van het huidige België, vóór hun vereniging met de Franse republiek, beheerden". De commissie diende dus de historische en juridische teksten te verzamelen eigen aan het verleden waarin de jonge Belgische natie één der grondslagen van haar identiteit kon vinden.

De historische belangstelling ging samen met het praktisch nut. In 1846 dienden nog talrijke processen door onze rechtbanken afgehandeld te worden in verband met wetgevende of gewoonterechtelijke beschikkingen daterend uit het Ancien Régime. Indien alle gewoonten waren afgeschaft, bleven zekere verordeningen van toepassing. Maar vooral bleven talrijke juridische toestanden beheerst door de gewoonten of verordeningen van kracht op het ogenblik van hun ontstaan. De wet van 27 september 1835 had overigens een examen voorzien voor de graad van doctor in de rechten over de "overgangskwesties", materie waarvan, volgens Eugène Defacqz, het fundamenteel axioma was dat de wetten geen terugwerkende kracht hebben.

voorstellingMettertijd is het aanvankelijk nut van onze werken voor de rechtspraktijk verdwenen. De historische belangstelling is gebleven. Gaandeweg hebben de magistraten in de schoot van de Commissie plaats geruimd voor historici van het recht en de instellingen terwijl de archivarissen er immer sedert de tijd van Gachard hun noodzakelijke aanwezigheid gehandhaafd hebben. De tekstuitgevers hebben zich hoe langer hoe meer aangepast aan de vereisten van de historische methode. De werkmethodes hebben voordeel gehaald uit de technische vooruitgang. Dank zij deze laatste, maar vooral dank zij de motivatie en onbaatzuchtigheid van diegenen die verder aanzienlijke tijd aan onze publicaties besteden, dank zij de FOD Justitie dat door een bescheiden maar regelmatig subsidie voortgaat ze mogelijk te maken, dank zij ook de eensgezindheid die immer heeft geheerst in de schoot van een Commissie waar historici en juristen van heel het koninkrijk samenwerken, hopen wij de taak te kunnen voortzetten die ons werd toevertrouwd door het koninklijk besluit van 18 april 1846.