In zijn arrest van 31 januari 2018 herinnert het Hof van Cassatie eraan dat het risico op foltering en een onmenselijke of vernederende behandeling die in strijd zijn met artikel 3 EVRM, deel uitmaakt van de controle die de onderzoeksgerechten uitoefenen op de wettigheid van de administratieve beslissing om een vreemdeling zonder verblijfsvergunning op te sluiten en te verwijderen naar zijn land van oorsprong, zelfs als die geen asielaanvraag indiende. Het Hof verwerpt het cassatieberoep van de Belgische Staat tegen een arrest van de kamer van inbeschuldigingstelling die een Soedanese vreemdeling vrijliet omdat de Dienst Vreemdelingenzaken de toestand in Soedan niet onderzocht. De kamer van inbeschuldigingstelling oordeelde in feite dat die toestand zorgwekkend was wegens aanhoudende schendingen van de mensenrechten.